wave

Voorbeelden van coöperatieve leerstrategieën

Binnen/ Buiten Kring
De leerlingen rouleren in concentrische cirkels om steeds met andere partners uit te wisselen, vragen te stellen en problemen op te lossen.
Voorbereiding: de leraar bereidt de vragen voor of geeft iedere leerling een kaart met een vraag erop.
  1. De leerlingen vormen tweetallen. Van elk tweetal gaat één van de leerlingen in een kring staan, met het gezicht naar buiten gericht.
  2. De overgebleven leerlingen gaan op zoek naar hun partners en gaan tegenover hen staan (de groep is nu opgesteld in twee concentrische ringen). 
  3. De leerlingen in de binnenste kring stellen de leerlingen in de buitenste kring een vraag; de buitenste kring geeft antwoord. De binnenste kring prijst en coacht. (alternatief: De leraar stelt een vraag en geeft aan of de binnenste of buitenste kring antwoord geeft) 
  4. De partners wisselen van rol. De leerlingen in de buitenste kring stellen een vraag, luisteren, prijzen of coachen. 
  5. De partners ruilen de kaarten met de vragen. 
  6. De leerlingen in de binnenste kring lopen met de klok mee naar een nieuwe partner (de leraar kan ook roulatienummers geven: Drie Vooruit. De groep kan In Koor tellen terwijl ze rouleren).
Noot: als dit met kaarten wordt gespeeld, zijn de stappen 3-6 een Mix & Ruil.
 
Variant:
Binnen/Buiten Rij.
De leerlingen staan in twee rechte rijen tegenover elkaar. De ene rij rouleert, de andere helft blijft staan. De roulerende leerlingen gaan naar een andere partner en sluiten weer achteraan de bewegende rij aan zodra ze de laatste leerlingen in de stilstaande rij voorbij zijn.
 
Tweetal Coach
De partners lossen om de beurt een probleem op met hulp van de ander.
 
Voorbereiding: elk tweetal heeft een serie opgaven en één potlood nodig.
 
  1. Partner A lost het eerste probleem op. 
  2. Partner B kijkt toe en luistert, controleert, coacht waar nodig en prijst. 
  3. Partner B lost het volgende probleem op. 
  4. Partner A kijkt toe en luistert, controleert, coacht waar nodig en prijst. 
  5. De partners gaan zo door en lossen een reeks problemen op.
 
Noot: Tweetal Coach kan uitgevoerd worden met opgaven op een werkblad, mondelinge opgaven van de leraar en visueel- ruimtelijk materiaal.
 
Variant: Tweetal Check.
Na het oplossen van twee problemen controleren de tweetallen hun antwoorden met het andere tweetal van hun team.

Zoek Iemand Die
De leerlingen lopen door het lokaal en zoeken iemand die een antwoord weet op een bepaalde vraag om een tweetal te kunnen vormen; vervolgens zijn ze zelf iemand die weet en zo worden er steeds nieuwe tweetallen gevormd.
Voorbereiding; de leraar bereidt een werkblad of een serie vragen voor.
  1. De leerlingen lopen door het lokaal en houden hun hand in de lucht tot ze een partner hebben gevonden die geen teamgenoot is. 
  2. In tweetallen stelt partner A een vraag van het werkblad; partner B geeft antwoord; partner A noteert het antwoord op zijn eigen werkblad en bedankt partner B. 
  3. Partner B controleert en vat het antwoord samen. 
  4. Partner B stelt een vraag; partner A geeft antwoord; partner B noteert het antwoord op zijn eigen werkblad en bedankt partner A. 
  5. Partner A controleert en vat het antwoord samen. 
  6. Het tweetal geeft elkaar de hand en gaat met opgestoken hand op zoek naar een andere partner. 
  7. De leerlingen herhalen stap 1-6 tot hun werkbladen zijn ingevuld. 
  8. Als hun werkbladen zijn ingevuld, gaan de leerlingen zitten. Leerlingen die al op hun plaats zitten, mogen door anderen benaderd worden om hulp te bieden. 
De leerlingen vergelijken de antwoorden in teams; in geval van verwarring of onzekerheid steken ze alle vier de hand op om een teamvraag te stellen.

Mix & Ruil
De leerlingen ondervragen een partner, worden door een partner ondervraagd en ruilen dan hun kaartjes om de procedure te herhalen met een andere partner.
 
Voorbereiding: de leraar maakt een aantal kaartjes met vragen of iedere leerling maakt één kaartje met een vraag.
 
  1. De leraar vraagt de leerlingen om op te staan, hun hand op te steken en tweetallen te vormen. 
  2. Partner A ondervraagt partner B. 
  3. Partner B geeft antwoord. 
  4. Partner A prijst of coacht. 
  5. De partners wisselen van rol. 
  6. De partners ruilen hun kaarten met elkaar en bedanken elkaar. 
  7. Stap 1-6 een aantal keer herhalen.
Zoek De Valse
De leerlingen schrijven drie stellingen op en lezen ze voor aan hun teamgenoten. De teamgenoten proberen erachter te komen welke van de drie stellingen 'vals' is.
  1. De teamgenoten schrijven elk drie stellingen op: twee zijn waar, een is niet waar, om te proberen hun teamgenoten op een dwaalspoor te zetten.
  2. Per team staat een leerling op om zijn stellingen voor te lezen aan zijn teamgenoten.
  3. Zonder met de andere teamgenoten te overleggen, schrijft elke leerling op welke stelling volgens hem vals is.
  4. In een RondPraat verdedigen de leerlingen hun keuze (noot; de leraar kan de teams al dan niet de opdracht geven consensus te bereiken).
  5. De leerling die staat, verklapt wat de valse stelling is.
  6. De leerlingen vieren het: De staande leerling feliciteert de teamleden die het juist hadden. De leerlingen die zich op een dwaalspoor hebben laten brengen feliciteren de leerling die staat.
  7. De volgende teamgenoot staat op om zijn stellingen voor te lezen. De procedure wordt herhaald. 
     
    Varianten:
    Klassikaal Zoek De Valse.
    De leraar of een van de leerlingen kan proberen de hele groep te slim af te zijn.
     
    Waar Of Niet.
    Waar Of Niet is een variant op Zoek De Valse, en wordt ook wel eens gebruikt om een herhalingsoefening wat boeiender te maken. Bij Waar of Niet noemen de leerlingen een feit dat waar of niet waar kan zijn; de teamgenoten moeten beslissen welke twee het is. Waar Of Niet is  gemakkelijker voor jonge leerlingen, omdat ze slechts met een feit per keer te maken krijgen en niet meteen met drie.